Met de poten in de klei

Wolf Mooij leidt sinds 2021 een NWA-project genaamd Living Lab B7. Het doel van het project met de zeven B’s is samen met Boeren, Bewoners, Bezoekers en Beleidsmakers werken aan een Betere Biodiversiteit in de Bollenstreek. Volgens Wolf is de samenwerking tussen wetenschap en bollentelers een succes geworden, maar de pionnen moesten wel op de juiste plek komen te staan.

Allan Visser (links) en Wolf Mooij (rechts) op hun biologische proefveld.

In de grote kantine van de bollenkwekerij van Allan Visser staan rijen tafels met stoelen erop die alleen in het hoogseizoen bezet worden. Om de beurt komen de vaste werknemers en seizoenarbeiders van WAM Pennings precies een half uur pauze houden. Wolf Mooij van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) brengt hier veel tijd door.

Op het bedrijf van Allan is Wolf namelijk verantwoordelijk voor het proefveld met biologische bollenteelt. Op dit veld test hij allerlei maatregelen om de biodiversiteit in de bollenteelt te verbeteren. Hij onderzoekt het effect van het aanleggen van bloemenstroken en zoekt naar alternatieven voor mest, gewasbeschermingsmiddelen en onkruidbestrijding.

Andere belangen

Wolf en Allan hebben elkaar ontmoet bij een rondleiding op het bedrijf van de grootste bollenteler in Nederland die volledig biologisch teelt. Met het zoeken naar manieren om minder gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, denkt Allan vooral aan de toekomst van zijn bedrijf en de bollenteelt als geheel. ‘Daarnaast vind ik het zelf ook niet fijn om oneindig met chemische middelen te blijven werken.’

Wolfs doel is de integratie van landbouw en biodiversiteit. ‘Onder ecologen heb je verschillende stromingen: degenen die vinden dat je natuur en economische belangen gescheiden moet houden en degenen die juist vinden dat je ze moet verweven. Ik hoor bij die laatste groep omdat daar de vierkante kilometers zitten. Als je de natuur alleen achter hekken zet, gaat haar echte kracht verloren.’

‘Allan en ik hebben andere belangen, maar al na een gesprekje van 10 minuten vonden we middle ground bij het idee van een proefveld. We hadden allebei nul komma nul idee waar we aan begonnen en hoe we het zouden invullen, maar we zijn er samen gewoon voor gegaan.’ Allan herinnert zich lachend: ‘Ik dacht: “Jij kan geen bollen telen, dus het wordt vast niks”, maar ik zag dat je snel leerde, dus na een tijdje had ik er wel vertrouwen in en nu kun je best goed telen.’

Nek uitsteken

Wolf legt uit waar de grote moeilijkheid zit als je een wetenschappelijk project wil doen in samenwerking met maatschappelijke partners. ‘Zo’n project begint met motivatie van beide partijen, vanuit daar creëer je ruimte en dan pas komt de inhoud. Dat gaat absoluut niet samen met hoe het in de wetenschap gaat, want daar moet je eerst inhoudelijk alles uitspellen. Je moet dus werken aan de randen van het format van een wetenschappelijk project.’

‘Als wetenschapper word je afgerekend op hoezeer je voldoet aan je rol. Op het instituut moet ik uitleggen dat er bij dit project een postdoc werkt die geen onderzoek doet, maar zich volledig richt op de maatschappelijke kant. Die rol van wetenschapper is, net als een uniform, enerzijds een soort teken van professionaliteit, maar het is aan de andere kant ook een enorme afscherming. Hier op het bedrijf kun je je niet verhullen achter je rol. Je bent gewoon mens en in het begin word je even uitgetest. Als je dat gewoon doet, jezelf laten zien, is daarna alles ook makkelijker.’

‘Doordat ik me zo onderdompel, krijg ik wel van sommige mensen te horen dat ik klink als een teler en niet meer onafhankelijk ben. Om zowel goede samenwerking met maatschappelijke partners te krijgen als die onafhankelijkheid te bewaren, kun je het beste een divers team inrichten met onafhankelijke wetenschappers, mensen uit de maatschappij en één of twee verbinders.’

Wolf vertelt hoe ook Allan zijn nek heeft uitgestoken voor dit project: ‘Dit heeft alleen kunnen ontstaan omdat jij totaal niet gevoelig bent voor peer pressure. Je laat je niet afleiden door wat andere telers doen of zeggen. Het voelt voor jou niet buiten je comfort zone om zoiets aan te gaan, terwijl het wel ver buiten de reguliere werkwijze van het bedrijf ligt.’

Papers en posters

Bij een project op het grensvlak tussen wetenschap en samenleving blijven de resultaten die je oplevert heel diffuus volgens Wolf. ‘We hebben in dit project aan acht thema’s gewerkt die reiken van teeltmaatregelen voor biodiversiteit naar het creëren van effectieve partnerschappen rondom dit soort complexe vraagstukken. Aan de wetenschappelijke kant hebben we een aantal onderzoeken gepubliceerd waaronder een ecologisch onderzoek naar zogenaamde bollenvogels en een sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de impliciete beelden die mensen hebben van het landschap in de bollenstreek.’

Een deel van die acht thema’s krijgt geen paper in een wetenschappelijk tijdschrift. ‘Een van de uitkomsten van de experimenten op het demoveld is bijvoorbeeld een poster met veertien haalbare maatregelen die telers kunnen nemen om de biodiversiteit op hun velden te stimuleren. We proberen die poster in zo veel mogelijk kantines te krijgen.’

Ook voor Allan is het resultaat niet eenduidig: ‘We denken nu nog niet dat deze maatregelen werkbaar genoeg zijn voor grootschalige bollenteelt. De rooimachine loopt nog te vaak vast door al het onkruid. De interesse van klanten heeft me wel enorm verbaasd. Vanmiddag komt er weer een klant uit Engeland die het biologische veld wil bekijken.

Wolf en Allan kijken naar de insectenval op het biologische proefveld die wordt gebruikt om de biodiversiteit in kaart te brengen.

Gevoel

Naast de praktische resultaten van het project heeft het ook veel inzicht opgeleverd over de cyclus die wetenschap met praktijk verbindt. Wolf wijst naar een kalender met schaars geklede ‘bollenmeisjes’ die in de kantine hangt: ‘In beide werelden gelden andere regels. Je moet kunnen en willen functioneren in beide werelden en dat is een kunst op zich. Daar ben je niet voor opgeleid.’

In de ene wereld is kennis de verbindende factor en in de andere het gevoel. ‘Een teler vertelde me dat hij beslissingen altijd binnen een minuut neemt. In die minuut gebeurt natuurlijk veel, want die telers zijn intelligente mensen en hebben veel ervaring, maar die keuzes maken ze voor een groot deel op gevoel. Dus als je onderzoeker bent, moet je aan de ene kant de stap van theorie naar praktijk maken, maar ook de stap van een wereld waarin de rede heerst naar een wereld waarin het gevoel heerst.’

Net als een romantische relatie

Uiteindelijk is wetenschapscommunicatie heel simpel, zo stelt Wolf. ‘Alles wat je aandacht geeft groeit. Als je een project goed wil inbedden in de maatschappij, moet je je gezicht naar de maatschappij keren. In het begin spraken we met ons team elke woensdag af bij het wegrestaurant boven de A4 en trokken we de streek in, soms zonder afspraken. We probeerden dan ergens een afspraak te regelen of met iemand in contact te komen.’

‘Op een gegeven moment heeft een teler tegen me gezegd: “Jij bent de eerste onderzoeker die echt naar ons toekwam en ging luisteren.” De kans dat je elkaar vindt als je niet heel veel tijd in elkaar investeert, is heel klein. Net als met een romantische relatie, is het verstandig om lekker wat tijd voor elkaar te nemen in het begin en elkaar goed te leren kennen.’ Daarom brengt Wolf ook zo veel tijd door in de kantine. ‘Communicatie ontstaat door gewoon hier te zijn.’